Asielzoekerscentrum Kongelunden

Vanuit het vliegveld van Kopenhagen rijden we direct naar asielzoekerscentrum Kongelunden van het Deense Rode Kruis. Kongelunden is gelegen in Dragør, een dorpje ten zuiden van Kopenhagen en is het oudste asielzoekerscentrum van Denemarken. Vroeger was het een militaire basis en later is het complex uitgebreid met barakken waarin vluchtelingen uit voormalig Joegoslavië werden opgevangen. Inmiddels wonen ruim 30 jaar vluchtelingen op het complex in plaats van militairen.

Het is een ‘special care’ centrum, hier komen de asielzoekers die door verschillende redenen extra zorg nodig hebben. Er verblijven onder anderen mensen met grote trauma’s, alleenstaande vrouwen, alleenreizende minderjarigen en families met kleine kinderen. We hebben een gesprek met Mette Norling Schmidt, senior adviseur van het Deense Rode Kruis op het gebied van asiel. Ze legt het Deense asielsysteem en de diverse functies van de asielcentra uit. De meeste vluchtelingen die naar Denemarken kwamen, reisden door naar Zweden. Denemarken is niet populair onder vluchtelingen.

Hierdoor kunnen ze juist de kwaliteit van zorg blijven geven aan de vluchtelingen die wel blijven. Ons gesprek wordt halverwege gestoord door luid geschreeuw van een vrouw in het kantoor naast ons. Er wordt geprobeerd de vrouw te kalmeren en terug te brengen naar haar kamer. Als dit na een paar minuten lukt, realiseren wij ons welke zware trauma’s velen in dit centrum met zich meedragen. Lees hier het hele gesprek.

Rustig

Na dit gesprek krijgen we een rondleiding door het asielcentrum van Peter Engholm Jensen. Peter vertelt dat hij al bijna 25 jaar op dit asielcentrum werkt en nog lang niet weg wil ondanks het zware en vaak emotionele werk. We beginnen onze rondleiding bij het centrale gebouw terwijl er een groepje jongetjes druk lachend om ons heen rent. De lange gangen met witte muren en om de zoveel meter een dichte kamerdeur zijn leeg. De grote gemeenschappelijke keukens zijn ook leeg. Peter legt uit dat de meeste van de ongeveer 250 bewoners overdag weg zijn. Kinderen gaan naar school, de meeste naar een speciale school in het asielcentrum, sommigen gaan naar een school in het dorp.

Volwassenen krijgen volwassenenonderwijs en taalcursussen of kunnen kiezen om praktijkervaring op te doen bij lokale bedrijven. Toch horen we in de achtergrond enkele mensen rondlopen en praten. Peter brengt ons naar speciale familiewoningen, appartementen met een eigen voordeur, woonkamer, keuken en slaapkamer. We mogen binnen bij een Palestijnse staatloze familie, gevlucht uit Syrië. Een vader met zijn twee dochters en een nichtje, die hier dit kleine appartement delen, vertellen ons het goede nieuws dat ze een verblijfsvergunning hebben gekregen en over een paar dagen zullen verhuizen. Als we verder gaan, wil Werry nog even een foto maken van de familie. De vader wil zelf graag op de foto, maar zijn dochters en nichtje moeten buiten beeld blijven.

Onze volgende stop is de school van het centrum. Hier vallen we binnen bij de verjaardag van een kind. Vijftien kleuters zitten samen om een tafel, lachend en kletsend, terwijl enkele ouders taart uitdelen. De ruimte is versierd met tekeningen en vrolijke platen en het tafereel voor ons is niet anders dan een klas op een normale kleuterschool. Ook de crèche is in deze gang te vinden. De directrice van de school vertelt dat ze aan kinderen van 0 tot 17 jaar plek bieden.

Het vrouwencentrum

We gaan verder naar de speciale vrouwenafdeling op Kongelunden. Deze afdeling ligt op een afstandje van het centrale gebouw. Hier staan vijf barakken op een rij afgeschermd door een hek. Ondanks dat de poorten niet dichtkunnen, heeft dit hek een symbolische functie en houdt het anderen toch buiten. De vrouwen die hier wonen, kunnen zich hier veilig voelen. In deze huizen wonen alleenstaande vrouwen, soms met kleine kinderen. Er is speciaal plaats gemaakt voor lesbische vrouwen. Met z’n achten delen ze een keuken, toiletten en wasruimte. In de keuken staat het avondeten al te pruttelen en er ligt wat speelgoed.

Aan de muur hangt het schoonmaakrooster en de dienstregeling van de lokale bus naar Kopenhagen. Deze bus is de verbinding met de rest van Denemarken. Eén keer per uur kunnen de bewoners van Kongelunden naar Kopenhagen en terug. Met deze bus gaan ze naar school of werk. Velen bezoeken de Afrikaanse winkels in de hoofdstad  om alles te kopen wat ze nodig hebben voor het leven op het centrum. Bij het verlaten van de vrouwenafdeling vragen we of deze aparte locaties ook bestaan voor homoseksuele mannen of andere minderheden die in asielcentra worden lastiggevallen, maar dit is niet zo. Het is wel nodig, zeggen de medewerkers zelf, maar wordt niet gegeven.

Na de rondleiding lopen we weer terug naar het kantoor. Voordat we daar aankomen lopen we eerst door een gang met veel deuren van Rode Kruis-medewerkers. Psychologen of sociaal begeleiders noemt Peter ze. Elke asielzoeker/familie in het centrum krijgt een begeleider aangewezen die ze gedurende hun verblijf blijven houden. Deze begeleiders geven sociale ondersteuning, maar zorgen ook voor hulp tijdens hun asielaanvraag.

Als de asielzoekers een verblijfsvergunning krijgen moeten ze binnen twee maanden huisvestiging hebben buiten het asielcentrum, als dit niet lukt huren velen tijdelijk een kamer in een hotel of een vakantiewoning. De doorstroom in de asielcentra wordt hierdoor gegarandeerd en men verblijft niet langer dan nodig in een centrum. Uiteindelijk blijven de meeste asielzoekers ongeveer een jaar in een centrum, wat kan uitlopen tot 7 jaar als een asielzoeker het niet eens is met het besluit over zijn verblijfsvergunning.

Als we ons na de lunch klaarmaken om te vertrekken zien we Deense integratie in actie als een beveiliger met een jongetje een potje hockey met een ijshockeystick aan het spelen is in de receptiehal. Niet lang daarna verlaten we het centrum en worden we door een medewerker naar Kopenhagen gebracht. Ironisch genoeg komen we in Drøgan langs straten vernoemt naar de landen waar de asielzoekers juist uit weg zijn gevlucht, zoals de Sudanvej en Somalivej.

Denktank Cevea

In Kopenhagen worden we afgezet in het centrum van de stad, vlak bij onze volgende afspraak. In restaurant Sult ontmoeten we Kristian Weise, de directeur van de sociaaldemocratische denktank Cevea [link]. Met hem gaan we in gesprek over het Deense beleid ten opzichte van asielzoekers en integratie. Hij deelt met ons de zorgen om de welvaartstaat die in de Scandinavische landen heersen en de politieke en ideologische crisis van de Deense politieke partijen.

Volgens berekeningen kunnen nieuwe groepen minderheden succesvol bijdragen aan de welvaartstaat als minimaal 75% van de nieuwkomers binnen drie jaar een baan heeft. Alleen met die aantallen kan de welvaarstaat blijven werken met dezelfde kwaliteit. Tegelijk heeft Denemarken een tekort aan bevolking van werkende leeftijd, een probleem dat zou kunnen worden opgelost door asielzoekers. Politiek spel houdt echter een eenduidige aanpak voor migratie en integratie tegen, terwijl er juist in de samenleving verschillende initiatieven opkomen om de vluchtelingen te helpen.

Deens Helsinki Comité

Na dit gesprek met Cevea lopen we naar het kantoor van de Danish Helsinki Committee. Hier spreken we met Carl Erik Foverskov, specialist in de Kaukasus en vluchtelingen, Philip Maschke, secretaris van de organisatie, en Jytte Lindgaard, mensenrechtenadvocaat. Vanuit hun eigen ervaringen in de asielprocedure vertellen zij hun zorgen over de asielprocedure, de politiek en de toekomst. Waaronder het gebrek aan goede vertalers en de spanning tussen mensenrechten en de politiek in Denemarken.

Safe zone station Kopenhagen

Tijdens ons gesprek met Mette Norling Schmidt vertelde ze ons over een ‘safe zone’ op het centraal station van Kopenhagen. Deze besluiten we te bezoeken onderweg naar de trein naar Malmö. Eenmaal aangekomen op het centraal station is het even zoeken naar de ‘safe zone’, maar uiteindelijk vinden we hem toch. Hoewel we niet meteen naar binnen worden gelaten, worden we na toestemming van het hoofdkantoor van het Rode Kruis tien minuten later verwelkomd met koffie en thee. Dit is een voorzorgsmaatregel vanwege de vluchtelingen. Als veilige plek om te rusten, is het belangrijk dat vluchtelingen niet lastig worden gevallen. Er zijn dan ook geen politieagenten of journalisten welkom in de ‘safe zone’ wanneer er vluchtelingen binnen zijn.

Eenmaal binnen zien we een provisorische huiskamer samengesteld uit gedoneerde meubels. Ongeveer 8 medewerkers zijn aanwezig, waarvan twee vanuit het Rode Kruis. De overigen, vooral jongeren, werken hier als vrijwilliger voor Unlimited Voices. Ze zijn enthousiast over hun werk op het station en vertellen graag wat zij hier doen. Hoewel het Rode Kruis nu deel uitmaakt van de organisatie, is deze ‘safe zone’ nog een voorbeeld van de burgerinitiatieven zoals Unlimited Voices in Denemarken en ook Europa. Het begon met jongeren, de meesten tweetalig of zelf afkomstig uit het Midden-Oosten.

Tijdens ons gesprek leren we dat de eersten hier afgelopen zomer al stonden, met niks meer dan een tas vol eten voor vluchtelingen die vanuit Duitsland aankwamen. In het begin werkten de jongeren nog zelfstandig, maar al snel gaan ze samenwerken en zetten zo een rustplek voor vluchtelingen op in de stationshal. Ondanks tegenwerken van de spoorwegmaatschappij zetten de jongeren voort. Als het Rode Kruis besluit het initiatief van de jongeren uit te breiden, komt uiteindelijk toch de ‘safe zone’ in het station.

De vrijwilligers vertellen over de lange dagen die ze maken, aangezien ze 24/7 open zijn. Maar ze zeggen ook allemaal hoe dankbaar hun werk is, sommige avonden hebben ze tot veertig personen slapen in de ‘safe zone’ en veel kinderen hebben even een moment om rustig te spelen. Ondanks dat ze het allemaal naast hun studie en werk doen, zijn de vrijwilligers vastbesloten om zich blijven in te zetten. De groep is ook een grote vriendengroep geworden. Ons gesprek wordt beëindigd door een bericht via de walkietalkie van een vrijwilliger, die op een perron op uitkijk staat, dat er een trein is aangekomen waar vluchtelingen in zitten. Na een laatste afscheid moeten we weg en gaan we zelf op zoek naar de trein die ons naar Malmö zal brengen. Een reis die veel vluchtelingen ook zouden willen maken, maar niet meer kunnen.

Grenscontrole

Vanwege de nieuwe grenscontroles moeten we op het vliegveld van Kopenhagen overstappen op een andere trein die ons naar Malmö zal brengen. Het perron is afgezet met dranghekken en wordt bewaakt door 20 beveiligers. Voor we op het perron mogen, wordt een foto van ons paspoort gemaakt. Bewijs, horen we later, dat de Deense treinmaatschappij iedereen in de trein heeft gecontroleerd. Als de trein eindelijk het perron binnen rijdt, krijgen we een demonstratie van de bewaking als iemand met haast de beveiliging probeert te omzeilen. Snel rennen 15 bewakers op hem af en omsingelen ze de jongen zodat hij de trein niet inkomt. Het blijkt een ongeduldige student te zijn, toch nemen ze hun taak uiterst serieus.

Uiteindelijk duurt de treinreis maar 20 minuten, en levert de extra controle op station Hyllie in Malmö bijna geen vertraging op. Terwijl buiten alle mensen die uitstappen worden gecontroleerd, komen er twee grensbewakers de trein in om paspoorten controleren. Snel en vriendelijk, ondanks het late tijdstip, zijn ze zo weer klaar en rijden we het laatste stukje naar Malmö Centraal. De gesprekken en ontmoetingen in Denemarken doen ons beseffen dat Denemarken eigenlijk meer transitland dan bestemmingsland is.

Deelnemers aan deze missie: Maren Backbier (WBS), René Cuperus (lid van de denktank), Werry Crone (fotograaf), Kati Piri (PvdA Europees Parlement), Monika Sie Dhian Ho (WBS) en Annelies Pilon (secretaris van de denktank).