print
interview

Maria Verkade vertelt over het werk van Vluchtelingenwerk met alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) en ex-amv's, o.a. in Lent (Nijmegen), waar 96 Eritrese jongeren samen wonen.

Maria Verkade
Teamleider Vluchtelingenwerk Oost Nederland
30 juni 2016

Alleenstaande minderjarige vreemdelingen

‘Het zijn hele veerkrachtige en sterke jongeren. Die ondanks alles wat er op hun pad komt toch de drive hebben om door te gaan. En vaak heel erg bevlogen zijn om iets te gaan bijdragen aan deze nieuwe maatschappij, waar ze zijn opgevangen.

En dan is er een klein groepje jongeren dat dat niet kan en echt getraumatiseerd is. Zij hebben dus eerst hulp nodig om daar wat mee te doen voordat ze aan de slag kunnen met andere dingen.’ 

Sociaal netwerk

‘Als je kijkt naar alle jongeren versus alleenstaande minderjarige vreemdelingen dan merk je dat het vooral ingewikkeld is dat ze niet iemand hebben, een ouder of een oudere broer of zus of wie dan ook, die ze kan helpen met alle dingen die ingewikkeld zijn in de maatschappij.

Ze kunnen misschien hun vader wel bellen als die nog leeft, maar die zit ergens aan de andere kant van de wereld en weet niet hoe dit land werkt. Je wordt natuurlijk wel steeds volwassener en die behoefte aan ouderlijke hulp wordt kleiner, maar zeker in deze fase van hun ontwikkeling is dat gemis ontzettend lastig.

Het is daarom belangrijk dat ze een sociaal netwerk op kunnen bouwen en dat mensen wanneer nodig aan ze uitleggen hoe bepaalde dingen werken, hoe bepaalde processen gaan, normen en waarden, dat soort dingen. Het is namelijk heel moeilijk om dat allemaal te ontdekken als je ergens nieuw bent.

Het is heel fijn, als je niet weet hoe je je weg moet vinden, dat er mensen in je omgeving zijn aan wie je dat kunt vragen. Of je dat opvoeden moet noemen of een beetje helpen of ondersteunen, dat maakt me niet uit.

Het gaat er bijvoorbeeld ook om dat je iemand hebt die je om drie uur 's nachts in paniek kunt opbellen en kan zeggen 'Ik heb te veel gedronken en ik weet echt niet meer wat ik nu moet doen'. Daarvoor kun je niet aanbellen bij je hulpverleners en dat moet ook niet, dat vind ik daar ook helemaal niet thuishoren.

Het zijn alleen wel dingen waar jongeren misschien mee worstelen en iets mee willen zonder meteen een oordeel opgeplakt te krijgen of dat er dan meteen maar voorlichting moet komen over alcoholgebruik.’

Normaliseren

‘Het zijn eigenlijk hele gewone jongeren, maar ze zitten in een bijzondere situatie. 

Ze zijn in een ander land, in een andere context dan waar ze eerst waren. Sommigen hebben ook behoorlijk wat heftige dingen meegemaakt. Daarnaast moeten ze een nieuw leven opbouwen in een nieuw land, maar net als alle andere jongeren willen ze zich ontwikkelen, tegen grenzen aan proberen te schoppen en van alles en nog wat ontdekken.

In het werken met deze jongeren is het belangrijk te normaliseren en niet meteen bij alles denken 'Je zult wel een trauma hebben', of 'Het komt door wat je hebt meegemaakt'. Je moet veel meer nadenken over hun referentiekader. Of je in Amsterdam bent geboren of in een of ander zwarte kousendorpje op de Veluwe maakt ook verschil voor je referentiekader. Zo ook voor jongeren die van verder komen.

Wat ik bijvoorbeeld zie is dat als deze jongeren zeggen 'Ik wil gewoon een vriendinnetje of een vriendje' dat dat meteen wordt neergezet als 'Daar heb je weer van die jongens, die zijn alleen maar uit op meisjes versieren'. Maar zijn alle jongens van achttien niet bezig met meisjes versieren? Deze jongens weten misschien alleen nog niet hoe dat moet hier, dus hebben we serieus een cursus ‘Hoe versier ik een meisje in Nederland?’ georganiseerd.

Maar ook, iedereen heeft weleens een keer te veel gedronken in zijn leven. Dan zegt je vader of moeder de volgende ochtend gewoon: ‘Het is toch echt tijd om op te staan’. Dat gevoel ken je dan ook weer.

Bij amv’s lijkt het alleen wel alsof dat allemaal onder een vergrootglas wordt gelegd. Dan is er opeens een drankprobleem. Dan denk ik: ze drinken op vrijdagavond bier, dat doen alle studenten toch, of niet? Als er bij een studentenflat drie kratten bier buiten staan dan zeggen mensen 'Zo, feestje gehad?'. Hier zeggen mensen meteen 'Er is een drankprobleem'.

Dan zie je deze jongeren dus niet als jongeren, maar als vluchtelingen. En als een vluchteling drinkt dan is dat blijkbaar omdat er een probleem is en dan zal hij wel getraumatiseerd zijn. Dat zijn ingewikkelde dingen. Als iemand echt getraumatiseerd is en veel drinkt, dan kan het heel erg misgaan en dat moet je in de gaten houden. Maar dat is bij een Nederlandse jongere ook zo.

De maatschappij is altijd heel erg bezig met dat vluchtelingstukje, maar we vergeten soms dat alleenstaande minderjarige vreemdelingen gewoon jong zijn en zich moeten ontwikkelen en daar heel weinig hulp bij hebben. Wat moet daar dan mee gebeuren?’

Hokjes denken

‘Als vluchteling moet je naar Vluchtelingenwerk, terwijl alle andere Nederlandse burgers daarvoor naar het juiste loket gaan. Als een vluchteling bij het juiste loket komt dan raken mensen in paniek: ‘Deze persoon heeft een ingewikkelde achtergrond en we weten niet hoe dat werkt’. 

Als er nog allerlei procedures lopen dan kan ik mij voorstellen dat het soms ingewikkeld is, dat een algemene welzijnsorganisatie niet weet hoe dat werkt. Alleen, zodra iemand met een status een baan zoekt, waarom moet die dan naar Vluchtelingenwerk? Dan ga je gewoon naar het UWV of naar een maatschappelijk werker of coach, zoals iedereen dat doet.

Het is heel logisch dat er op bepaalde stukken gespecialiseerde hulp is, maar een heel groot gedeelte van hun leven is hetzelfde als van mijn buurman of van mijzelf. Dus waarom kan deze jongere dan niet gewoon op dezelfde plekken terecht?’

Samen leven

‘Ik denk dat er in het werken met amv’s al een aantal dingen goed gebeuren, zoals de taal leren en allerlei vaardigheden, normen en waarden. Maar het is ook belangrijk om na te leren denken over de toekomst. Dat is best wel ingewikkeld als je dat nooit gemogen hebt. Dus zorg dat deze jongeren leren: 'Ik mag daar zelf over nadenken en beslissingen in nemen'.

Aan de andere kant moet de maatschappij anders gaan denken over vluchtelingen. Dat betekent dat we als maatschappij kansen voor ze moeten creëren, maar ook dat we als burgers meer ons best doen om deze jongeren te betrekken. 

Misschien is het heel idealistisch, maar het is toch heel gewoon als iemand bij jou in de straat woont dat je kennis gaat maken, net als dat je met alle andere buren doet. Ga eens een kopje theedrinken of een kopje suiker lenen. Als je dan merkt dat er dingen zijn waar iemand wel wat hulp bij kan gebruiken, bied het dan eens aan.

Of vraag zelf eens hulp bij dingen, want ze hebben ook veel te bieden. Maar ga vooral met elkaar om als mensen en niet als Nederlander en vluchteling, buitenlander of allochtoon. Daarvoor is contact nodig, en dat mensen zich gewoon wat meer verantwoordelijk voelen voor hun omgeving in plaats van alleen voor zichzelf.’

In contact met de maatschappij

‘Als ik zie wat hier in Nijmegen gebeurt, naast alle officiële projecten en dingen, vanuit de buurt, de wijk, allerlei mensen die daar wonen en graag betrokken willen zijn, dat is denk ik het mooiste wat er is. De buurt organiseert middagen waarin ze activiteiten organiseren voor deze jongeren. Dus als je bijvoorbeeld hier in Nijmegen kijkt, dan gebeurt er voldoende, maar er zijn ook genoeg plekken waar dat niet zo is. 

Het is goed dat er een officieel aanbod van activiteiten bestaat, maar juist het welkom laten voelen en het onderdeel laten voelen van de maatschappij moet komen door het contact met de samenleving en dat kan je niet afdwingen.

We hebben hier bijvoorbeeld maatjesprojecten gedaan. Als mensen echt een klik hebben met elkaar, dan worden ze vrienden. En dan zien ze elkaar vaker en nemen ze een jongere mee naar hun huis, nemen ze een jongere mee naar hun ouders, nemen ze een jongere mee naar hun vrienden en dan wordt die vanzelf onderdeel van een sociaal netwerk.

Maar dat gebeurt vaker niet dan wel, omdat mensen toch een bepaald soort professionele afstand houden. En dat mag ook, want het is vrijwilligerswerk. Maar dat maakt het wel ingewikkeld.’

Bij achttien houdt alles op

‘Ik denk dat het voor deze jongeren, maar ook voor andere jongeren die in jeugdinstellingen wonen, ook heel naar is dat op je achttiende opeens alles ophoudt. Dan moet je het maar zelf doen en ben je volwassen.

De relatie met je ouders stopt toch ook niet op je achttiende, daarvan zeg je toch ook niet 'Nou dat hoeft niet meer'? Dat kan bij deze jongeren wel. Sterker nog, het houdt op, tenzij ze zelf een of ander vervolgtraject aanvragen, mensen vinden dat dat ook nog nodig is voor ze én er plek is. Dan pas komt er een vervolg.

Ik denk dat dat te onzeker is. Er wordt van ze verwacht dat ze functioneren als zelfstandige volwassene. Hoe kan dat? Ze zijn net achttien, weten helemaal niet hoe de wereld werkt en snappen het systeem hier nog niet. 

Natuurlijk zijn ze volwassen, maar ik denk dat ze daar nog wel een beetje hulp bij kunnen gebruiken. En daarin volstaat het niet altijd om alleen maar te zeggen 'Als ze dat echt nodig hebben, dan kunnen ze daar om vragen'. Dat doet de gemiddelde Nederlandse puber of jongere ook niet. Die zeggen ook niet op hun twintigste 'Ik heb nog hulp nodig'.’

Pilotproject aan de Griftdijk

‘Vanuit de gemeente Nijmegen is nu begonnen met een pilotproject voor ex-amv’s. Aan de ene kant wordt zo voldaan aan de taakstelling, maar aan de andere kant wordt een deel van die jongens tegemoetgekomen. Onder de eenentwintig krijg je namelijk zo'n lage uitkering dat het eigenlijk bijna niet te doen is om normale huur te betalen. Hier is de huur relatief laag, onder de driehonderd euro. 

Er wonen hier 96 jonge Eritrese mannen, tussen de achttien en drieëntwintig, met een status. Na hun drieëntwintigste komen ze weer terug in het reguliere systeem en krijgen ze een woning toegewezen hier in de regio.

Ze wonen hier in een studentencomplex, maar oorspronkelijk was het een azc. Ze delen met z’n drieën een unit en hebben daarbinnen hun eigen kamer. Daarnaast is er een gemeenschappelijke woonkamer, keuken en badkamer. 

De jongeren krijgen allemaal een coach om ze te helpen met alles wat je moet regelen als je je gaat vestigen in Nederland. Die ondersteuning wordt gegeven door vrijwilligers. Het helpt ze om een beetje te begrijpen hoe al die processen hier werken en hoe ze dingen moeten regelen. Dat is hartstikke fijn. Aan de andere kant zijn het allemaal eindige trajecten en wat gebeurt en dan daarna? Dat is wel pittig voor sommige jongeren.’

Interview gehouden op 30 juni 2016 door Janne Ruth Riemersma
Google Maps